In het werk van Hans van Eerd reist
de mens door tijd en ruimte. De mens zoekt beschutting tegen de
krachten van de natuur, door middel van ruimtes die hij om zich heen
bouwt. Het zijn poëtische maar ook archetypische vormen van beschutting
zoeken tegen het geweld van de natuur.
De mens staat stil, op een punt zich te bewegen, wegvliegend of
wegvliedend. Dit werk is een verbeelding van een sterk aan de persoon
gekoppelde mythologie. Hiervoor gebruik makend van steeds weer
terugkerende elementen zoals bootvormen, vleugelvormen, poortvormen en
grotvormen, als een verwijzing naar overgangen in het menselijke leven.
Deze vormen worden opgebouwd uit natuurlijke materialen zoals hout,
stengels of takken, als zodanig gebruikt of in brons afgegoten.
|
|
Wèlke
politiek |